Subsidie kan worden verstrekt aan een project of activiteit dat voldoet aan de uitgangspunten van de Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS) Midden- en Noord Zeeland zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Zeeland in haar vergadering van 1 september 2015. Het project dient zich te richten op één of meer van de volgende thema’s:
a. Levende landbouw;
b. Samenwerking in de vrijetijdseconomie;
c. Initiatiefkracht van burgers;
Criteria en hoogte subsidie (artikel 4 en 5)
Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 40.000,- en maximaal € 300.000,-.
De subsidie bedraagt 60% van de totale subsidiabele kosten, bestaande uit EU-subsidie (30%) en een subsidie van provincie, gemeente of waterschap (30%). Van de aanvrager wordt verwacht dat 40% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd. Zie hiervoor tevens ‘subsidieberekening ’ bij de Algemene Toelichting Regeling uitvoering van LEADER projecten.
Selectiecriteria (artikel 8)
Met behulp van de selectiecriteria zoals opgenomen in de Lokale Ontwikkelingsstrategie onder Bijlage 4 wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelstellingen van het LEADER programma. Deze beoordeling vindt plaats met behulp van de volgende selectiecriteria:
1. De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS. Een project kan bijdragen aan één of meerdere doelen. Het gaat hierbij om kwaliteit van de mate van bijdrage, niet om de kwantiteit (aantal doelen waaraan wordt bijgedragen). Deze doelen zijn:
a. Levende Landbouw;
• Draagt het in voldoende mate bij aan de wens vanuit de agrarische sector om de verbinding tussen de maatschappij en agrarisch ondernemers te versterken?
• worden er nieuwe samenwerkingsverbanden voor verbreding en verbinding met stedelingen, horeca en natuur en landschap tot stand gebracht?
• wordt hiermee geanticipeerd op een toekomstig verdienvermogen van de agrarische sector wordt hiermee een (nieuwe) impuls gegeven aan de regionale economie?
b. Samenwerking in de vrijetijdseconomie;
• Draagt het project bij tot het tot stand brengen van een gebiedseconomie ? Integrale benadering versus individuele ondernemers die ieder voor zich opereren.
• Wordt hiermee de toeristisch recreatieve structuur versterkt?
• Worden er middels (nieuwe) samenwerkingsverbanden mogelijkheden geschapen om voorzieningen voor toeristen en bewoners te integreren?
c. Initiatiefkracht van burgers;
• Wordt hiermee de capaciteit voor lokale zelforganisatie op het vlak van leefbaarheid en duurzaamheid weer opgebouwd, vernieuwd en versterkt?
• Is er sprake van een initiatief dat het eiland-schaal bereikt boven het niveau van een dorp.
• Draagt het bij aan een duurzame versterking van het netwerk van bestaande organisaties zoals de Zeeuwse Vereniging van Kleine Kernen, het kader van sportverenigingen en kerken, ouderraden van scholen of van het brede netwerk van commerciële partijen?
2. De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER (bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend, gebiedsgericht);
• Hoe bottom-up is het project; is het draagvlak duidelijk aangetoond;
• is het project vernieuwend/innovatief voor het gebied;
• Is er sprake van samenwerking in het gebied en/of wordt er een netwerk opgebouwd;
• Is er sprake van Publiek private partnerschap;
• In hoeverre is het project integraal van opzet, bestrijkt het meerdere (sub)doelen
• Is het project overdraagbaar. Het betreft inhoudelijke overdraagbaarheid, van kennis en ervaring.
3. De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt;
a. De organisatiebeschrijving
• Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?
• Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel
• Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise, netwerk?
• Is het tijdpad realistisch?
• Worden de verantwoordelijkheden beschreven in het projectplan?;
• Zijn de vergunningen geregeld?
• Is er zicht op en onderbouwing van continuïteit na afloop?
Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners (Goede of slechte ervaringen);
• Wat is de motivatie van de aanvrager: vanuit het hart en gemeenschappelijk/gebiedsbelang of sec vanuit de beurs/eigen belang?;
• Welke (schijn van) belangenverstrengeling tussen wie zou mee kunnen gaan spelen?
• Hoe wordt de realisatie van de projectdoelen geborgd?
• Wordt het project maatschappelijk verantwoord uitgevoerd?
b. Financieel
• Is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan,
• Zijn er toezeggingen cofinanciering bijgesloten;
4. De mate van efficiency en doelmatigheid van het project.
• Hoe ligt de balans tussen de investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin?:
• Zou het project zonder LEADER niet door kunnen gaan? Of een andere kwaliteit krijgen? Waar zit het ‘’plusje’
• Is er zicht op continuïteit en draagkracht/verantwoordelijkheid voor een minimale periode van 5 jaar en verspreiding resultaten na de vaststelling van het project?
• Levert het project een bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio
Openstellingsbesluit
Meer informatie is te vinden in het openstellingsbesluit.
Aanvragen
Aanvragen kan van 10 december 2018 tot en met 24 juli 2020, 17.00 uur